
Voor mij, geboren in het eerste productiejaar van dit type, is dit dé Volkswagenbus. Het werkpaard van de melkboer, bakker en kaasboer op de markt – en ook het type dat ik als kind in Wageningen tot camper omgebouwd zag worden. Theo Jansen van Multicampers kan daar mooie verhalen over vertellen.

Ook deze type-pagina blijft noodgedwongen kort, net als die van de T1, omdat ik geen persoonlijke ervaring met deze auto’s heb. Afgezien dan van dit beroemde Matchbox-modelletje. Ik had er een als kind en ik kon er geen genoeg van krijgen door het hefdakje naar het interieur te koekeloeren. Waarschijnlijk nog een reden voor mijn camper-obsessie.
De T2 was een duidelijke verbetering ten opzichte van de T1. De carrosserie was maar 15 cm langer, de breedte bleef gelijk en de wielbasis ook, maar toch leek het interieur een stuk ruimer. Dat was omdat het raamoppervlak ten opzichte van de spijltjesbus verdubbeld was. VW paste ook, net als bij de kever, regelmatig detailverbeteringen toe op onderstel, remmen, veiligheidsvoorzieningen en motor. Zo kon de laatste T2 geleverd worden met een tweeliter-boxermotor met dubbele carburateur die 70 pk leverde, en optioneel zelfs voorzien kon worden van een drietrapsautomaat. Het verbruik liep dan richting 1:6 maar het rijcomfort was uitstekend.

Meest opvallende kenmerk van de T2 was de grote gewelfde voorruit. Daarom staan deze bussen in Engeland als ‘bay (window)’ bekend, ofwel ‘erker’. Een andere vernieuwing was de schuifdeur. Iets wat de busjeskampeerder op de camping niet per se geliefder maakte – het rrrrr-tsjeKLOENK van een met enthousiasme gesloten schuifdeur maakte met gemak een heel veld tentkampeerders wakker.

De Westfaliacampers op T2 laten zich heel grof splitsen in twee dakvarianten en de twee meestgebouwde interieurversies. Allereerst het dak: vanaf de T2 had het hefdak een slaapfunctie, met ruimte voor twee personen (bij de T1 leverden de hefdakjes vooral stahoogte en frisse lucht). De eerste versie, van 1967 tot rond 1974, scharnierde aan de voorzijde. Aan de achterzijde van de auto was een kunststof bagagebak. Vanaf ’74 ontstond het hefdaktype dat nu nog steeds op Volkswagencampers dienst doet. Boven de cabine zat een bagagebak, de voorkant ging omhoog, de scharnieren zaten aan de achterzijde en dat was ook waar de kampeerders met hun voeten lagen. Toegang tot het bovenbed kreeg je door een open ruimte ter hoogte van de voorstoelen.

Zoals gezegd volgden de interieurs voornamelijk twee indelingen, Helsinki en Berlin genoemd. Helsinki had een hangkast achter de bestuurdersstoel en een keukenblokje achter de bijrijder. De zitbank had een L-vorm, kon plat worden geklapt en vormde dan met het kussen op de motorruimte een bed over de hele breedte van de bus. Het keukenblokje was noodgedwongen klein, maar kon bij geopende schuifdeur wel van buitenaf gebruikt worden. Omdat er meubels direct achter de cabinestoelen stonden konden die niet worden omgedraaid.

De Berlin ziet er voor moderne busjeskampeerders het meest vertrouwd uit. Dit is de indeling die bijvoorbeeld de Volkswagen T6 California Coast en Ocean nog steeds hebben: een langgerekt meubel over de linkerzijde van de bus, met daarin een ruim keukenblok en verder naar achteren kastruimte. VW lijkt voor de allernieuwste California Ocean zelfs weer terug te keren naar zo’n vreselijke donkere woodprint!
De achterbank is smaller dan bij de Helsinki en het bed dus ook, maar door de bijrijdersstoel om te draaien had je wel een heel ruime zitgroep. Die om te draaien bijrijdersstoel was voor het eerst op de Berlin te krijgen – de bestuurdersstoel zat nog vast. Pas bij de T3 werd ook die (een kwart slag) draaibaar.
